Waarom het over ‘bestaanszekerheid’ gaat terwijl minder mensen in armoede leven

Zo simpel is het niet De armoede daalt, maar dat méér mensen zich financiële onzeker voelen, is begrijpelijk, schrijft Marike Stellinga.

Illustratie Leonieke Fontijn

Hebben politici eindelijk Kamerbreed aandacht voor mensen die moeilijk rondkomen, smelt het armoedecijfer voor je ogen weg. In 45 jaar was de groep mensen die in armoede leven niet zo laag, maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week bekend. Het aantal mensen onder de ‘lage-inkomensgrens’ daalde vorig jaar scherp. Toen liep 3,8 procent van de Nederlanders ‘risico op armoede’, 637.000 mensen.

Het past bij wat andere rekenaars zien. Ondanks de energiecrisis en duurdere boodschappen zagen de economen van het Centraal Planbureau in 2022 een daling van het aantal mensen onder de armoedegrens. Dit jaar blijft dat aantal ongeveer gelijk. Het CPB hanteert wel een ruimere definitie van armoede en gaat uit van 830.000 mensen.

Nederland was al een land met relatief weinig armoede, maar is dat nu nog een beetje meer.

Het lijkt een gekke constatering te midden van verkiezingen die voortdurend over bestaanszekerheid gaan. En over wat politieke partijen willen doen om die te verbeteren. Dat is nogal wat. Veel politieke partijen willen het minimumloon bijvoorbeeld fors verder verhogen, net als de uitkeringen (beide stegen dit jaar al met 10 procent). Is al die aandacht voor bestaanszekerheid raar?

Nee, dat is het niet. Dit is geen politiek modepraatje. Er is echt wat aan de hand.

Rond het minimum nog steeds geld tekort

Allereerst met de groep mensen die in armoede leven, of net daarboven. Als een nieuw kabinet niks doet, neemt het aantal mensen in armoede vanzelf weer toe, voorziet het CPB. Het kabinet trok de afgelopen jaren een groep mensen nét boven de armoedegrens, maar veel van hen niet structureel. Zo waren in 2022 eenmalige tegemoetkomingen voor de energierekening essentieel om de armoede te laten dalen.

Het kabinet verhoogde het minimumloon en de uitkeringen begin dit jaar fors, wel een structurele ingreep, maar de prijzen stegen ook sterk. Bovendien zijn de verschillen groot: mensen in een tochtig huurhuis hebben veel meer last van de energieprijzen dan mensen in een geïsoleerd huis.

Al met al komen mensen die rond het sociaal minimum leven nog steeds geld tekort, berekende een speciaal ingestelde commissie dit jaar. Maandelijks tussen de 94 en 483 euro. Nog een reden om niet lichtzinnig over armoede te denken: kinderen lopen het grootste risico.

Nou kan je lang discussiëren over wat armoede is. Je kan zeggen dat de definitie is verruimd, dat we in de jaren zestig heel anders dachten over wie arm is. Vast, maar dan vergeet je dat voor een grotere groep mensen het leven vóór de energiecrisis al onzekerder werd.

Nu blijven de prijzen in de supermarkt stijgen

Begin deze eeuw had ongeveer een kwart van de werkende mensen met een lage opleiding een flexibel contract, nu ongeveer de helft. Dat zou een opstap moeten zijn naar een vast contract, maar een deel blijft in flexwerk hangen. Nu is er op dit moment natuurlijk veel werk. En de verwachting is dat arbeidsmarkt nog lang zal schreeuwen om personeel. Maar met de financiële crisis, de eurocrisis, de coronacrisis en de energiecrisis nog vers in het geheugen is de vraag hoe zeker mensen met een flexcontract zich voelen. Wrang genoeg komen juist mensen die al zwakker staan in flexwerk terecht (goedverdienende zzp’ers uitgezonderd).

Niet alleen werk werd onzekerder, sinds 2005 werd de inkomenssteun grilliger door de toeslagen. Die stijgen en dalen met het inkomen en moeten regelmatig worden terugbetaald. Ze maken onbedoeld de financiële onzekerheid groter voor mensen die toch al niet sterk staan, concludeerden ambtenaren in 2019.

En nu blijkt energie, decennialang stabiel in prijs en relatief goedkoop, plots veel duurder te kunnen worden. Nu blijven de prijzen in de supermarkt stijgen. Is een huis moeilijk te vinden voor wie niet kapitaalkrachtig is. Zijn er wachtlijsten in de zorg.

Geen gouden bergen beloven

Als je dat optelt, is de aandacht voor bestaanszekerheid helemaal niet raar. Zeker omdat de stijgende prijzen ook de groep raken een stuk boven het sociaal minimum. Budgetvoorlichter Nibud merkt het. Op Prinsjesdag werd de ‘koopkrachtberekenaar’ een record aantal keer ingevuld. Vorig jaar kreeg het instituut plots andere telefoontjes. Mensen belden niet meer om te vragen welke overheidssteun ze konden aanvragen, maar hoe ze hun uitgaven konden verminderen. „Rondkomen is nu ook een kwestie voor de groep een stuk boven het sociaal minimum, huishoudens met een inkomen tussen de 30.000 en 50.000 euro,” zegt Arjan Vliegenthart, directeur van Nibud. „Die denken: hé wacht, ik zou ook in de problemen kunnen komen. Dat betekent niet dat die mensen op omvallen staan, maar ze zijn wel alert geworden.”

Het is dus niet raar dat politici kiezers vastere grond onder de voeten beloven. Wat wel raar is, is dat ze deze verkiezingen ontzettend veel beloven. Veel politieke partijen doen bijvoorbeeld alsof de zorg nóg meer kan bieden terwijl er nu al een personeelstekort is, dat door de vergrijzing alleen maar erger wordt. En de zorgkosten door de vergrijzing stijgen.

Als een nieuw kabinet niet eerlijk zegt dat niet alles kan, zal het teleurstelling veroorzaken en loopt Den Haag het risico te doen wat het vaker doet: wachten met bezuinigen tot de volgende economische neergang, precies op het verkeerde moment. Ook dat is bestaanszekerheid bieden: geen gouden bergen beloven als het economisch behoorlijk goed gaat en hard ingrijpen als het slecht gaat.